SDG11: Duurzame steden en gemeenschappen

Al in Gouda hadden we het idee ons huis te verbouwen op een manier dat we meer met minder zouden kunnen doen. Natuurinclusief verbouwen door het aanbrengen van groendaken, ruimte voor een moestuintje en meer. Helaas bleef het bij wilde ideeën die nu, bij het landelijk wonen, makkelijker vorm gegeven kunnen worden.

Doel 11: Maak steden en menselijke nederzettingen inclusief, veilig, veerkrachtig en duurzaam

Hoewel ze niet allemaal direct bij SDG doel 11 lijken aan te sluiten, hebben we alle (ver)bouwprojecten hier wel onder geplaatst. Ze hebben allen een aantal zaken gemeen:

  • We willen er de doorstroom mee bevorderen. Wij hebben een schuur die we bewoonbaar willen maken voor tijdens de verbouwing van het woonhuis en later voor onszelf zodra een van onze kinderen de behoefte heeft aan een gezinswoning. Door de ruimte en bijgebouwen die we hebben kunnen we dit realiseren zonder afstand te hoeven doen van tuin en andere hobby’s. Gelukkig lijken ontwikkelingen rond lokale regelgevingen hier steeds beter op aan te sluiten.
  • Door ons te richten op materialen die beschikbaar zijn of komen én veel zelf doen gaan we het betaalbaar houden. Groeien naar twéé huishoudens voor de prijs van één.
  • Naast circulaire materialen gaan we ook kijken naar biobased. Qua kosten komt dit steeds dichter in de buurt van de momenteel gangbare materialen, maar daar staat vaak wel tegenover dat ze, zoals bijvoorbeeld bij bijvoorbeeld kurk, CO2 opslaan.
  • We willen de impact op de omgeving verkleinen, of zelfs omzetten in een positieve impact. Dit door te kijken naar alternatieven als schroeffunderingen en andere methoden die de conditie van het grond verbeteren en een lagere CO2- en stikstof uitstoot hebben.
  • Door de esthetische afwerking zo veel als mogelijk los te koppelen van de functionele aspecten van de bouwwerken kunnen meer materialen in overweging worden genomen. Ook de esthetische afwerking, welke vooral zal bestaan uit facades, kan met hergebruikte en biobased materialen plaatsvinden.
  • De kleinere bijgebouwen zullen multifunctioneel worden ingericht, met name ingericht als werkplaatsen. Door het houden van open dagen en de mogelijkheid anderen binnen onze kringen te betrekken ontstaat ook de mogelijkheid deze ruimten, binnen de grenzen van de huidige regelgevingen, een maatschappelijke functie te geven. Hoewel dit niet onze intentie is, wij moeten ook kijken hoe bepaalde ontwikkelingen vorm gaan krijgen, geloven wij er wel in de toekomst van een deeleconomie waarbij het delen van onder andere werkplaatsen, zowel stedelijk als landelijk, deel van uitmaakt. Ze moeten ons minder afhankelijk maken van niet-lokale voorzieningen.
  • We zoeken naar manieren om natuurinclusief te verbouwen. In plaats van de gebouwen op zich te bekijken willen we ze onderdeel maken van de herinrichting van al onze percelen samen waarbij groen centraal staat en tevens bijdraagt aan een beter microklimaat om de gebouwen heen. Op onze oude dag willen we ons huis uit stappen en direct het gevoel hebben ons in een natuurrijke omgeving te bevinden die tevens in alle jaargetijden bijdraagt aan de leefbaarheid.

Dit lijkt het beste aan te sluiten op de volgende targets:

  • 11.1 Tegen 2030 voor iedereen toegang voorzien tot adequate, veilige en betaalbare huisvesting en basisdiensten, en sloppenwijken verbeteren
  • 11.3 Tegen 2030 inclusieve en duurzame stadsontwikkeling en capaciteit opbouwen voor participatieve, geïntegreerde en duurzame planning en beheer van menselijke nederzettingen in alle landen
  • 11.4 De inspanningen verhogen om het culturele en natuurlijke erfgoed van de wereld te beschermen en veilig te stellen
  • 11.6 Tegen 2030 de nadelige milieu-impact van steden per capita reduceren, ook door bijzondere aandacht te besteden aan de luchtkwaliteit en aan het gemeentelijk en ander afvalbeheer
  • 11.7 Tegen 2030 universele toegang voorzien tot veilige, inclusieve en toegankelijke, groene en openbare ruimtes, in het bijzonder voor vrouwen en kinderen, ouderen en personen met een handicap
  • 11.a Positieve economische, sociale en ecologische verbanden ondersteunen tussen stedelijke, voorstedelijke en landelijke gebieden door de nationale en regionale ontwikkelingsplanning te versterken.
  • 11.b Tegen 2020 het aantal steden en menselijke nederzettingen aanzienlijk verhogen die geïntegreerde beleidslijnen en plannen goedkeuren en implementeren inzake inclusie, doeltreffendheid van hulpbronnengebruik, mitigatie en adaptatie aan klimaatverandering, weerbaarheid tegen rampen, en in overeenstemming met het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030 een holistisch ramprisicobeheer ontwikkelen en implementeren op alle niveaus.